De statistieken over de groei van het aantal protestantse kerkgebouwen in Spanje (RD 21-1) geven een vertekend beeld van de werkelijkheid, reageert drs. Berend Coster.
In Spanje is bijna 20 procent van de gebouwen met een religieuze bestemming niet meer rooms-katholiek. Ongeveer 10 procent van deze gebouwen is protestants. Het protestantse aandeel is in het afgelopen jaar met 148, ofwel met 5 procent gegroeid.
Deze objectieve cijfers {werden zaterdag in het RD gepubliceerd#http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/aantal_protestantse_gebedshuizen_in_spanje_officieel_toegenomen_1_617153}. Gelukkig met bronvermelding: de cijfers zijn afkomstig van een Spaanse overheidsinstelling, het Observatorio del Pluralismo Religioso.
Het Observatorio werd in 2010 door de socialistische regering van José Luis R. Zapatero opgericht om het door deze regering zo zeer begeerde pluralisme –in feite het secularisme– te bevorderen. Propaganda is een deel van dit beleid. Als op een bepaald moment blijkt dat het aantal voor protestantse of islamitische eredienst omgebouwde winkeltjes, kantoortjes, fabriekshallen en garages het aantal rooms-katholieke kerken en kathedralen benadert, is dat een duidelijk bewijs voor de groei van het pluralisme.
Niet genoemd wordt hoeveel aanhang deze religies hebben onder de Spaanse bevolking. Een onderzoek hiernaar levert geheel andere aantallen op: Zo’n 81 procent van de Spanjaarden is rooms-katholiek –praktiserend en niet-praktiserend–, 2 procent is anders religieus en ongeveer 17 procent doet nergens aan.
De Ferede, het orgaan dat de protestantse en de evangelische kerken bij de overheid vertegenwoordigt, hanteert een getal van 400.000 protestanten op een bevolking van 44 miljoen. Volgens dit zeer welwillende cijfer is ongeveer 1 procent van de Spaanse bevolking protestant. Heel wat minder dan de door het Observatorio gesuggereerde 10 procent.
Ondertussen groeit zowel het protestantisme als de islam. Echter niet op natuurlijke wijze, maar door massa-immigratie. Hoewel deze immigratie sociaal en economisch zeer onverantwoord was, hebben de evangelische kerken er een flinke impuls door gekregen. Een aanzienlijk deel van de Latijns-Amerikaanse immigranten is evangelisch en heeft zich aangediend bij de evangelische kerken voor oriëntatie en hulp.
Het ware daarom beter geweest dat het Observatorio in plaats van de gebedshuizen te onderzoeken, had onderzocht welke diaconale taken de kerken –rooms-katholieke, maar ook zeker de kleine evangelische minderheidskerken– op zich genomen hebben om hulp te bieden aan immigranten die met valse verwachtingen naar Spanje zijn gekomen en geen geld hebben om de huur te betalen of hun dagelijks voedsel te kopen.
Ten slotte wil ik dit noemen: het getuigt van cynisme dat het Spaanse secularisme het gegroeide aantal religieuze gebouwen als een teken van groeiend pluralisme waardeert. Hetzelfde secularisme, met name in Catalonië (Barcelona), heeft de wettelijke eisen waaraan al deze gebouwen, behalve de historische en dus rooms-katholieke kerken, zodanig aangescherpt dat het vrijwel onmogelijk is nieuwe te openen of bestaande op den duur te handhaven.
In de korte tijd dat de wet geldt zijn op diverse plaatsen, Barcelona, Salt en Lleida, kerkzaaltjes gesloten. Alle andere kerken hebben zeer hoge kosten moeten maken om voorlopig open te mogen blijven. Het was dan ook niet voor niets dat de evangelische christenen op 8 oktober 2011 een betoging hielden in Barcelona tegen de geldende wetten.
Alles overziende is er geen enkele reden om het feit dat er zo veel plaatsen van evangelische eredienst zijn in Spanje te vieren. Integendeel, er is reden tot zorg vanwege de geldende wetten of de lokalen open kunnen blijven.
Zelfs als de wetten niet in alle scherpte worden uitgevoerd, dan is er de zorg of de kleine gemeenten in de huidige crisis de kosten van onroerend goed kunnen blijven dragen. Rest de vraag –een vraag die haaks staat op het voorgaande– of het wenselijk is dat er zo veel lokalen en zaaltjes zijn voor zo veel kleine en verdeelde kerken. Misschien dat de huidige situatie aanleiding zal zijn om kerkelijke verdeeldheid te evalueren en meer samenwerking te zoeken.
De auteur is predikant binnen de Iglesia Reformada in Mataró, Spanje, docent missiologie op het IBSTE in Castelldefels bij Barcelona en medewerker van de Spaanse Evangelische Zending (SEZ) in Spanje.