Vandaag weer een wat ouder opinie0artikel, maar nog steeds relevant en uiteraard aangevuld met onze eigen ervaringen op dit gebied.
Wetenschappers dienen te onderzoeken wat relevant is of kan zijn ongeacht de mogelijke uitkomst, betoogt prof. dr. Eelke de Jong.
In veel gevallen bestaat er een gespannen verhouding tussen politieke leiders en algemene opinie aan de ene kant en resultaten van wetenschappelijk onderzoek aan de andere. Immigratie, bijvoorbeeld, is volgens de algemene opinie een probleem. Waag het als wetenschapper niet te beweren dat in veel gevallen immigranten na een paar generaties zich goed in een samenleving gevoegd hebben.
Ook voor de huidige financiële crisis is herhaaldelijk gewaarschuwd. Vaak vroegen wetenschappers zich verbijsterd af hoe lang het nog goed kon gaan. Hier is weinig mee gedaan.
Als resultaten van wetenschappelijk onderzoek vijandig of sceptisch worden ontvangen, wat voor invloed heeft dat op het onderzoek zelf? Blijven de onderzoekers nog standvastig of kiezen ze dan maar veiliger terreinen of schrijven ze de resultaten zo op dat het weinig irritatie geeft?
Wordt dit probleem van bevooroordeeld onderzoek nog erger als particuliere bedrijven het onderzoek financieren? Hoe erg is dat? Deze vragen hebben we een aantal auteurs uit verschillende wetenschapsgebieden voorgelegd. Het resultaat is verschenen in het boek ”Macht en wetenschap”.
Modes zijn er in alle wetenschapsgebieden. Op zich is dit niet verkeerd. Wetenschap is een maatschappelijke activiteit en zal zich dus deels bezighouden met de op dat moment relevante onderwerpen. Ook kunnen nieuwe ontdekkingen of mogelijkheden tot een hype leiden. Zo had de ontdekking van grafeen een aantal jaren geleden een explosie van onderzoek tot gevolg.
Problematisch wordt het wanneer door maatschappelijke druk de wetenschap haar reflexieve vermogen verliest en met de gewenste mening meebuigt. Tot op zekere hoogte is dat in ons land met het immigratie- en integratiedebat het geval. Daar zijn velen, onder wie sommige wetenschappers, gaan geloven in het multiculturele model. Terwijl de werkelijkheid vaak veel diverser is.
Onderzoek wordt steeds duurder; nieuwe machines en databestanden komen beschikbaar. Hierdoor wordt de financiering belangrijker. Dit is wel hinderlijk, maar niet schadelijk zolang de financiers maar niet de inhoud medebepalen. Financieren bedrijven onderzoek, dan kan dit deels ondervangen worden door allerlei voorwaarden voor onafhankelijkheid van onderzoek en publicatie van tevoren contractueel vast te leggen.
Stel dat dit lukt, dan blijft een bezwaar dat bedrijven belang hebben bij onderzoek dat vrij snel tot winst kan leiden. Hierdoor is de neiging tot toegepast onderzoek groot. Prima als het alleen door bedrijven wordt gefinancierd. Maar in toenemende mate wil de overheid dat de door de overheid gefinancierde onderzoeksprogramma’s mede door het bedrijfsleven worden gefinancierd. Hierdoor ontstaat een vermenging van privaat en publiek geld en belang. Het is maar zeer de vraag of dat gewenst is.
Een voorbeeld: stel dat een bepaalde ziekte door middel van een bewegingstherapie kan worden behandeld. Om de effectiviteit van deze therapie wetenschappelijk goed te kunnen aantonen, is langdurig onderzoek bij veel patiënten en een controlegroep nodig.
NWO, dat de overheidsmiddelen verdeelt, heeft hiervoor geen geld; het onderzoek duurt te lang en is te kostbaar. Het bedrijfsleven heeft geen belangstelling want een bewegingstherapie kan niet gepatenteerd worden en dus valt er geen winst mee te maken. Bovendien, als er ook een pil voor deze ziekte ontwikkeld kan worden of al bestaat, zou het bedrijfsleven zijn eigen concurrent financieren. Het gevolg is dat maatschappelijk relevant onderzoek, een goedkoop middel om een ziekte te behandelen, niet of moeilijk verricht kan worden.
Binnen de wetenschap is er de laatste decennia een toenemende druk om te produceren. Productie wordt gemeten aan de hand van aantallen publicaties en hun invloed in wetenschappelijke tijdschriften. Ook worden er prikkels ingebouwd om geld voor onderzoek te genereren, zeker nu die vanuit de overheid afneemt. Dit leidt tot een druk om proefschriften te begeleiden (levert bij succes 70.000 tot 90.000 euro op) en uitvindingen te gelde te maken. Allemaal te begrijpen, maar zit de maatschappij hierop te wachten?
Met de bundel ”Macht en wetenschap” willen we de discussie aanzwengelen over de positie van de wetenschap in de huidige maatschappij. We leven in een tijd waarin veel zaken onzeker zijn geworden. Juist in dergelijke tijden is het goed om op een zo objectief mogelijke wijze te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn en welke koers het best gevaren kan worden. De wetenschap is het geëigende instrument hiervoor.
Voor het publiek gefinancierde onderzoek zou het goed zijn eerst te bepalen welke onderwerpen maatschappelijk relevant zijn. Vervolgens dienen onderzoekers de ruimte te krijgen om dit onderzoek te verrichten zonder dat er door maatschappelijke druk naar een bepaalde uitkomst gestuurd wordt. De resultaten dienen op wetenschappelijke inhoud en veel minder op aantallen publicaties beoordeeld te worden.
Kortom, wetenschappers dienen te onderzoeken wat relevant is of kan zijn, ongeacht de mogelijke uitkomst. Op napraters zit, hoop ik, niemand te wachten.
De auteur is hoogleraar internationale economie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij schreef het boek ”Macht en wetenschap” (Nijmegen, 2011).
Opnieuw vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de wetenschap. Het onderwerp is al vele malen besproken, maar blijft een interessant vraagstuk. Je kunt geen volledige objectiviteit verwachten van wetenschappers ten opzichte van hun broodheer.
Er zijn verhalen bekend van farmaceutische bedrijven die artsenbezoekers onderzoek laten doen naar de bijverschijnselen van medicijnen tegen een bepaalde aandoening zodat zij medicijnen kunnen ontwikkelen die de bijwerkingen van die andere medicijnen onderdrukken.
Onderzoek naar daadwerkelijke genezing van kwalen gebeurd slechts mondjesmaat. De reden is eenvoudig: Op het moment dat een patiënt daadwerkelijk geneest, kan het farmaceutische bedrijf geen medicijnen meer leveren en verliest omzet.
In het geval dat iemand veel last van bijwerkingen heeft, is er voor elk van deze bijwerkingen een nieuw medicijn te ontwikkelen, wat juist extra omzet (en dus winst) in het laatje brengt.
De wetenschappers in de farmacie hebben dus weinig aanleiding tot het ontwikkelen van echt genezende medicijnen, tenzij het misschien dodelijke ziekten betreft. Maar ook daar is het financieel veel aantrekkelijker om het leven van de patiënt zo lang mogelijk te rekken met gebruik van medicijnen, dan hem daadwerkelijk te laten genezen.