Voldragen zwangerschap beste bescherming tegen borstkanker

Spread the love

De kans op borstkanker hangt nauw samen met de ontwikkeling van de borsten. Borstkanker is een vorm van kanker die begint in het melkklierweefsel in de borst. Het is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen.

In Nederland krijgt één op de acht vrouwen borstkanker. Ten onrechte wordt soms gedacht dat vrouwen bij wie geen borstkanker in de familie voorkomt een laag risico hebben. Het grootste deel (circa 75%) van de nieuwe gevallen van borstkanker wordt echter vastgesteld bij vrouwen bij wie de ziekte niet in de familie voorkomt.

De kans op borstkanker hangt samen met de ontwikkeling van de borstklieren in het borstweefsel. Als een vrouw voor de eerste zwanger wordt zijn die melkklieren nog in ontwikkeling, maar na een zwangerschap hebben ze zich ontwikkeld tot volwassen melkklieren. Cellen in ontwikkeling zijn altijd veel gevoeliger voor beschadiging dan volledig ontwikkelde cellen. Dat geldt helemaal voor cellen die snel groeien, zoals het geval is bij de borstontwikkeling van meisjes na de eerste menstruatie.

Hoe eerder de melkklieren volledig zijn ontwikkeld, hoe kleiner de kans op borstkanker is. Bij een vrouw die nooit zwanger wordt, zullen de borsten nooit volledig uitgroeien en kunnen de cellen zich makkelijker op een verkeerde manier ontwikkelen. Bij een volledige ontwikkeling bestaan borsten uit 15 – 25 melkklieren (lobuli). Melkklieren zijn weer samengesteld uit melkgangen (ducti).

De groei van borstcellen vindt plaats onder invloed van hormonen, vooral oestrogeen en progesteron. Progesteron heeft hierin een ondersteunende rol. Die hormonen binden zich aan zogenaamde receptoren in de borstcel.

Er zijn vier verschillende soorten melkklieren

De vier soorten melkklieren die onder de microscoop te herkennen zijn, hebben verschillende stadia van ontwikkeling en rijpheid.

Melkklieren van het type 1, 2 en 3 verschillen in het gemiddeld aantal melkgangen per melkklier:
Type 1 heeft gemiddeld 11 melkgangen;
Type 2 heeft er ongeveer 47:
Type 3 heeft ongeveer 80 melkgangen.

Type 4 melkklieren zijn volgroeid en bevatten colostrum (de eerste borstvoeding) en daarna borstvoeding.

Type 1 melkklieren rijpen tijdens de menstruele cyclus onder invloed van de maandelijkse wisselingen in vrouwelijke hormoonspiegels tot Type 2 melkklieren. Type 2 melkklieren ontwikkelen zich pas tot Type 3 melkklieren en vervolgens tot Type 4 melkklieren door hormonale veranderingen tijdens een voldragen zwangerschap.

Type 1 en Type 2 melkklieren hebben meer oestrogeen- en progesteron-receptoren dan Type 3 melkklieren. Onder invloed van oestrogeen en progesteron gaan de cellen in Type 1 en Type 2 melkklieren groeien door zich te delen. Omdat de Type 1 en Type 2 melkklieren meer receptoren hebben, delen ze zich sneller dan de Type 3 melkklieren. Bij celdeling verdubbelt het DNA (het erfelijk materiaal) en die kan leiden tot mutaties (veranderingen in het DNA).

Gemuteerde cellen ondergaan ook celdeling. Na meerdere mutaties kunnen kankercellen ontstaan, die ongecontroleerd gaan delen en groeien. Cellen van Type 1 en Type 2 melkklieren vermenigvuldigen zich zoals gezegd sneller dan Type 3 melkklieren en dat geeft meer kans op mutaties. De stimulatie van groei door oestrogeen en progesteron verklaart bijvoorbeeld ook de verhoging van de kans op kanker bij gebruik van middelen met oestrogeen/progesteron, zoals de anticonceptiepil. Oestrogeen speelt dus een belangrijke rol bij het ontstaan van borstkanker. Hoe langer de blootstelling aan oestrogeen in een mensenleven, hoe groter de kans op borstkanker.

Type 1melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.Type 1melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.Type 1melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.

Type 1melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.Type 1melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.Type 1melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.

Type 1 melkklieren zijn de melkklieren waar ductaalkanker ontstaat (in de melkgangen). Ductale tumoren komen het meest voor, in 85% van de gevallen van borstkanker gaat het om een ductaalkanker.
Type 2 melkklieren zijn de melkklieren waar lobulaire kanker ontstaat (in de melkklieren). In ongveer 12% van de gevallen van borstkanker gaat het om lobulaire kanker.
Type 3 melkklieren ontwikkelen zich in de laatste maanden van de zwangerschap. Deze melkklieren hebben veel minder oestrogeenreceptoren en zijn dus minder gevoelig voor oestrogeen, delen zich daardoor minder snel, en laten een lager risico voor borstkanker zien.
Type 4 melkklieren worden gevormd na een voldragen zwangerschap en bij het geven van borstvoeding. Type 4 melkklieren zijn min of meer kankerresistent.
Na de bevalling en het staken van borstvoeding vallen Type 4 melkklieren terug in Type 3 melkklieren. Er zijn aanwijzingen voor permanente veranderingen in deze Type 3 melkklieren, waardoor de resistentie tegen borstkanker gedurende de rest van het leven, ook na de menopauze, behouden blijft.

Normale ontwikkeling van de borst

Bij de geboorte heeft een baby, als de hormonen van de moeder verdwenen zijn, een kleine hoeveelheid borstweefsel.

In de puberteit worden de borsten van een meisje groter door de maandelijkse productie van vrouwelijke geslachtshormonen in de eierstokken. Er worden dan echter alleen Type 1 en Type 2 melkklieren gevormd (waar ductale en lobulaire tumoren kunnen ontstaan). Het grootste deel van het borstweefsel in de periode is stroma (weefsel rondom de melkklieren). De melkklieren maken ongeveer 10% van het borstweefsel uit.

Na de puberteit is er een vermindering van stroma en maken de melkklieren 30% van het borstweefsel uit. Van die 30% is ongeveer 75% Type 1 melkklieren en 25% Type melkklieren; een minderheid bestaat uit Type 3 melkklieren.

Na de bevruchting worden de eierstokken van de moeder aangezet tot het maken van de zwangerschapshormonen oestrogeen en progesteron, waardoor de borsten van de moeder groter worden: er komen meer melkklieren bij. Dit zorgt ervoor dat de borsten pijnlijk en gespannen aanvoelen.

Tegen het einde van het 1e trimester (de eerste 3 maanden) van de zwangerschap rijpen de Type 1 melkklieren onder invloed van oestrogeen tot Type 2 melkklieren, en neemt het aantal van deze melkklieren toe, terwijl het omliggende weefsel (stroma) afneemt. De borst heeft nu meer startplaatsen voor kanker.

Halverwege het 2e trimester (5e maand van de zwangerschap), is de borst in grootte verdubbeld en gaat de rijping van de melkklieren door. De borst bestaat nu voor 70% uit Type 4 kankerresistente melkklieren en voor 30% uit onrijpe kankergevoelige melkklieren.

Tegen het einde van het 3e trimester (aan het eind van de zwangerschap) bestaat 85% van de borst uit volledig ontwikkelde Type 4 melkklieren. Slechts 15% blijft er als kankergevoelige Type 1 en Type 2 melkklieren, waardoor er minder plaatsen zijn voor kanker om te beginnen.

Bij de bevalling hebben de borsten van de moeder overwegend Type 4 melkklieren. Ze zijn volgroeid en beter bestand tegen kanker, resulterend in een lager lange termijn risico op borstkanker voor de moeder.

Het geven van borstvoeding stopt de menstruele cyclus of in elk geval de eisprong wat een verdere vermindering van het risico op kanker oplevert, doordat er minder vrouwelijke hormonen worden aangemaakt.

Bij het staken van de borstvoeding vallen de Type 4 melkklieren terug naar Type 3 melkklieren en worden de borsten weer kleiner. Er zijn aanwijzingen voor permanente verandering in deze Type 3 melkklieren, waardoor de resistentie tegen borstkanker gedurende de rest van het leven behouden blijft; zelfs na de menopauze wanneer zij verder ’terugvallen’ tot Type 1 melkklieren.

De “gevoelige periode” is de periode tussen de puberteit en een voldragen zwangerschap. In die periode is de borst het meest gevoelig voor de vorming van kanker onder invloed van oestrogeen en progesteron, want dan is de borst voornamelijk samengesteld uit de nog onvolledig ontwikkelde Type 1 en Type 2 melkklieren.

 

Het rijpingsproces van de borstklieren geeft een verklaring voor de volgende feiten over het risico op borstkanker:

  • Een vrouw met een voldragen zwangerschap heeft een lagere kans op borstkanker.
    Een vrouw die kinderloos is, heeft een groter risico om borstkanker te krijgen.
  • De timing van de zwangerschap tijdens het leven van een vrouw is van groot belang voor het risico op borstkanker. Hoe later een vrouw haar eerste kindje krijgt, hoe hoger het risico, want ze heeft dan een langere “gevoelige periode”. Een vrouw die haar eerste kind op 18-jarige leeftijd krijgt, heeft bijvoorbeeld een 50-75% lagere kans op borstkanker dan een vrouw die op 30-jarige leeftijd haar eerste kind krijgt.
  • Elke extra geboorte geeft nog eens 10% vermindering van het risico. Borstvoeding vermindert het risico naar mate de borstvoedingsperiode langer is.
  • Vrouwen die ondanks een voldragen zwangerschap borstkanker krijgen, hebben meer Type 1 melkklieren dan vrouwen die een kind krijgen en geen kanker ontwikkelen. Mogelijk speelt een afwijking in de ontwikkeling van de melkklieren daarbij een rol.

Zwangerschap en het risico op borstkanker

Voor en na de eerste voldragen zwangerschap
Een voldragen zwangerschap zorgt voor min of meer volledige rijping van de melkklieren in de borst tot Type 4 melkklieren en verlaagt dus het risico op borstkanker. Een zwangerschap die eindigt tussen 32 en 36 weken geeft ongeveer 90% van de beschermende werking vergeleken met een voldragen zwangerschap. Als de eerste voldragen zwangerschap optreedt op latere leeftijd, is het risico op borstkanker tijdelijk verhoogd in de eerste jaren na de bevalling. Dit komt door gemuteerde cellen die kunnen ontstaan tijdens een lange “gevoelige periode” en die vervolgens kankercellen kunnen worden.

Voor en na een miskraam in het 1e trimester
Ongeveer 23% van alle zwangerschappen eindigt in een miskraam voor de 11e week. In de meeste zwangerschappen die eindigen in een miskraan tijdens het 1e trimester, zijn de zwangerschapshormonen op een lager niveau dan bij een normale zwangerschap, als gevolg van een afwijking in de foetus of de eierstokken. Daardoor zijn er in de borsten niet meer Type 1 en Type 2 melkklieren bijgekomen (plaatsen waar kanker begint) als gevolg van de zwangerschap. Dit is de reden waarom vrouwen die een miskraam krijgen vaak opmerken dat ze zich niet echt zwanger gevoeld hebben voordat ze een miskraam kregen. Hun borsten zijn niet pijnlijk geweest van het groeien en ze zijn niet misselijk geweest door hogere hormoonspiegels. Daarom geeft een miskraam in het 1e trimester doorgaans een hoger risico op borstkanker.

Voor en na abortus in het 1e trimester
Abortus van een normale zwangerschap waarbij de borsten groter worden, leidt wel tot een hogere kans op borstkanker. Hoe later in de zwangerschap een abortus plaatsvindt, hoe groter het risico op borstkanker. Er hebben zich dan immers meer Type 1 en Type 2 melkklieren gevormd. Type 3 en Type 4 borstklieren (die bescherming bieden tegen borstkanker) komen pas na 32 weken tot ontwikkeling. Na een abortus heeft een vrouw meer plaatsen waar borstkanker kan ontstaan.

Andere voorbeelden van zwangerschap en het risico op borstkanker

Extreme vroeggeboorte (voor 32 weken)
Van een extreme vroeggeboorte (bij minder dan 32 weken zwangerschap) is bekend dat die het risico op borstkanker verdubbelt, omdat de borsten dan meer plaatsen hebben waar kanker kan ontstaan. Het risico is evenredig met de lengte van de zwangerschap. De hormoonniveaus zijn meestal hetzelfde als bij een normale zwangerschap, zodat de veranderingen in de borst hetzelfde zijn als bij een niet-vroeggeboorte. Het effect van een extreme vroeggeboorte op de kans op borstkanker is hetzelfde als bij een abortus op dit tijdstip. Een extreme vroeggeboorte kan onder andere veroorzaakt worden door meerlingen, roken tijdens de zwangerschap, een beschadigde baarmoedermond, een gebrekkige placenta of een eerdere abortus.

Miskraan in het 2e trimester
Dit geeft een verhoogd risico op borstkanker. De meeste miskramen in het 2e trimester zijn het gevolg van een lichamelijke afwijking, en niet van een hormonale afwijking. Een miskraam in het 2e trimester vindt bijvoorbeeld plaats als de baby om de of andere reden overlijdt in de baarmoeder of als er iets gebeurt met de moeder waardoor ze de baby verliest.

Abortus in het 2e trimester
Het effect is hetzelfde als bij een miskraam in het 2e trimester. Er is een verhoogd risico, want er zijn meer plaatsen waar kanker kan ontstaan. Er zijn aanwijzingen dat het risico op borstkanker met 3% stijgt voor iedere week van de zwangerschap tot aan de abortus.

Doodgeboren kind
De dood van een kind vlak voor of bij de bevalling verandert het beschermende effect van een voldragen zwangerschap niet. Er heeft een normale ontwikkeling van de melkklieren tot en met Type 4 van kankerresistente melkklieren kunnen plaatsvinden.

Bron: Brochure Schreeuw om Leven

Meer informatie:
Wat zijn de risicofactoren voor het krijgen van borstkanker? (pdf)

Referenties: Voor referenties kunt u de eerder vermelde brochure raadplegen. Hierop staat een volledige pagina met verwijzingen naar de wetenschappelijke uitgaven waarmee deze brochure is samengesteld.

 

Bron

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *