Voor het beantwoorden van deze vraag is het noodzakelijk de vierde conventie van Genève te bestuderen en het Rode Kruis, en openbaart een strijd tegen de berg op tegen wet en rede voor degenen die de nederzettingen weg willen hebben.
Ondanks alle legale, bindende verdragen, convenanten en overeenkomsten die het Palestijnse Mandaat in 1922 vestigden en bekrachtigd werden door de Britse overheid om te verzekeren dat dit gebied het “Joods Nationaal Thuis” zou worden, is het vreemd dat Joodse nederzettingen in Judea en Samaria (de Westelijke Jordaanoever) worden veroordeeld als “onwettelijk” en “illegaal” en “overtredingen van internationaal recht”. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Protesteren tegen “de nederzettingen” wordt het meest gedaan om Israël te delegitimeren, Joden het recht te ontnemen om in hun thuisland te leven, en het promoten van een tweede Arabische Palestijnse staat. Maar zijn deze opmerkingen terecht? Om deze vraag te beantwoorden moet je naar de wet kijken, de vierde conventie van Genève (GC IV), in het bijzonder artikel 49.
Heeft de vierde conventie van Genève betrekking op Israël? Zijn de nederzettingen inbreuk op de vierde conventie van Genève? Bezet Israël een ander land? Heeft Israël een verhuizing van bevolkingen afgedwongen, wat illegaal zou zijn volgens GC IV? Wie heeft soevereiniteit? Deze vragen houden generaties wetsgeleerden en politici bezig, hebben boekenkasten gevuld, en veel verwarring veroorzaakt.
Vereenvoudigd zijn hier een aantal feiten.
Volgens de regerende Mandatore autoriteit, die van kracht was tot 1948, was het aan Joden niet alleen toegestaan om in het hele gebied wat als “Joodse nationaal thuis” was aangewezen, te bouwen, ze hadden het recht volgens het Mandaat zelf. Zionisme, de politieke uiting van Joods zelfbeschikking and soevereiniteit over het land Israël, was (behalve door Arabieren) algemeen onbetwist.
Soevereiniteit was ingesloten toen de staat Israël werd uitgeroepen, en toen, nadat een genocidale invasie door vijf Arabische landen in 1948 was overleefd, werd Israël door de Verenigde Naties geaccepteerd, al was dat wel zonder erkende grenzen. Volgend op een wapenstilstand, bezette Egypte de Gazastrook en Jordanië bezette Judea, Samaria, en Oost-Jeruzalem; hun bezettingen werden niet erkend als zijnde legitiem (behalve door Groot-Brittannië en Pakistan).
In 1967, toen Egypte, Jordanië en Syrië vijandige acties ondernamen, sloeg Israël uit zelfverdediging terug, en nam de controle over Judea, Samaria, Oost-Jeruzalem, de Golan Hoogvlakte en de Gazastrook over. Een paar maanden later nam de Veiligheidsraad van de VN Resolutie 242 aan, die bevestigde dat Israël het recht had om tenminste een aantal gebieden die het had veroverd mocht houden in elk geanticipeerde “land voor vrede”-overeenkomst, en haar recht om “veilige en erkende grenzen”. De resolutie was met opzet niet specifiek en vermijdde de vraag van soevereiniteit, een gebrek wat nog steeds bron van verwarring en verschillende standpunten.
Wie komt dit gebied rechtmatig toe? Jordanië claimde het tot 1988 als haar “Westelijke Oever”; Israël was bereidt het te ruilen voor vrede, maar de Arabieren weigerden dat. In 1971, verklaarde het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), de officiële “bewakers” van GC IV, dat Israëls aanwezigheid in “bezet” gebied een overtreding van GC IV was, en daarom illegaal.
Omdat de ICRC, een private Zwitserse organisatie, geen toegang tot haar protocollen geeft, is er geen manier om er achter te komen wie deze beslissing heeft genomen en hoe zij tot hun conclusie zijn gekomen, en toch worden zij wijd verspreidt geaccepteerd als wet. Velen vragen zich echter af of GC IV toegepast kan worden op deze betwistte gebieden en als zij voorkomen dat Israëliërs daar mogen wonen, of dat wel in overeenstemming met bestaande wetgeving is. Nu Palestijnen aansturen op een de VN erkenning van een eigen staat, worden vragen over de soevereiniteit cruciaal.
De juridische kernvraag, volgens Michael Newton – professor rechtgeleerdheid op de Vanderbilt University en een toonaangevende expert op dit gebied – is welke natie-staat soevereiniteit in dit gebied had toen Israël de militaire en politieke controle overnam.
Logischerwijze, nu Jordanië in 1988 af heeft gezien van haar claim op Judea en Samaria, en in 1994 een vredesverdrag met Israël heeft getekend, haar huidige grens erkennend, is de enige andere mogelijke en rechtsgeldige juridische claim in het Mandaat, die van Israël; Palestijnen kunnen geen recht laten gelden omdat het gebied nooit een Palestijnse staat was.
Volgens Professor Newton, “Bezetting verandert de soevereiniteit niet, maar vervangt deze tijdelijk, totdat de volledige soevereiniteit of hersteld of teruggegeven wordt.” Daaruit volgt dat de Israëlische aanwezigheid in Judea en Samaria legaal en legitiem is omdat het geen gebied heeft ingenomen die tot een andere staat of entiteit behoort.
Vroeger of later zal Israël moeten besluiten welk deel van Judea en Samaria bij de Joodse bevolking hoort, en wat ze daar mee gaan doen.
Tot slot, omdat Israël geen bevolkingsgroepen met geweld heeft verhuisd, wat verboden is in GC IV, mist de veroordeling van Israël hier voor elke rechtsgrond. Daar hebben de Arabische staten in 2002 bij de Statuten van het Internationaal Gerechtshof van Rome, een nieuw element aan de wet over oorlogsmisdaden toegevoegd, waardoor het een misdaad werd voor een “bezettende macht” om mensen te verhuizen naar “bezet gebied”, niet alleen met geweld, maar ook indirect – dat houdt in: door het verstrekken hulp, zoals hypotheken en infrastructuur.
Deze Roomse overeenkomst werd speciaal ontwikkeld om de Joden die huizen over de grenzen van de wapenstilstand van 1949 bouwden, te kunnen beschuldigen van oorlogsmisdaden. Een aanvulling van GC IV, die terugverwijst naar het ICRC. Zonder de mogelijkheid om hun archieven te bestuderen is dat echter een doodlopende weg. Wat verbergt het ICRC, en waarom?
Of Israëlische nederzettingen “onacceptabel” en “niet-behulpzaam” zijn is dus onderwerp van debat. ICRC en wisselende rechtbank uitspraken over Israël, zoals die van het Internationaal Gerechtshof, hebben echter geen basis in goede juridische procedures. Ze dienen er alleen toe om Israël te demoniseren en delegitimeren, en heffen de betekenis van het recht op.
Bron: Pajamas Media
Zie ook: Waarom de Joodse nederzettingen legaal zijn
Aanrader om te lezen: “Israël, een staat ter discussie?” van Dr. Matthijs de Blois