Op dit ogenblik worden we via de media overspoeld met gebeurtenissen in Egypte. Het is boeiend op zo’n ogenblik nader stil te staan bij de profetische gegevens over Egypte. In dit artikel wil ik dat vooral doen door stil te staan bij Jesaja 19.
Historische context
In de tijd van Jesaja groeide in Israël het verlangen om een verbond met Egypte tegen Assyrië te sluiten (vgl. Jesaja 30-31) . Israël stelde zijn hoop daardoor niet op Jahweh, maar op het goddeloze Egypte. Een verbond met dit land zou een euvele zaak zijn. De ontvangers krijgen een duidelijke openbaring hoe onlogisch het is om in moeilijkheden op Egypte te vertrouwen. Het is juist dit Egypte dat door eigen dwaasheid en afgodendienst ten gronde gaat (vers 1-15) en de zegen pas leert kennen als het Jahweh als God en Here accepteert (v ers 16-25). Israël geniet het voorrecht om dit profetisch vooruitzicht te vernemen en zich daardoor juist tot de enige ware Bevrijder, Jahweh, te keren. Laten we de profetie van Jesaja nader bekijken.
Oordeel over de afgoden
Jahweh nadert Egypte op een snelle wolk. Dit beeld gebruikte ook de Kanaänitische stormgod Baäl die regen en vruchtbaarheid bracht. Jesaja gebruikt het echter om de komst van Jahweh te beschrijven. Als Hij komt, beven de afgoden van Egypte, zoals ze beefden toen Jahweh Israël destijds uit Egypte bevrijdde (vgl. Exodus 12:12). Ze moeten erkennen dat Jahweh boven alle machten staat (vgl. Jesaja 46:1-2). Dat kan zeker niet van Egypte worden gezegd! De profetie spreekt over opstanden: Egytenaren striiden tegen Egyptenaren. Vandaag zijn dit soort uitspraken actueel. Woedende Egyptenaren vulden dagelijks ons televisiescherm. Toch betekent dat uiteraard niet dat deze profetie van Jesaja zich nu vervult. Wel ontdekken we dat hetgeen de profeet schrijft ook tegenwoordig nog mogelijk is. Vooral de Egyptische geschiedenis kent een veelvoud van dit soort opstanden. Dit zal opnieuw gebeuren als Jahweh komt om het volk te beoordelen. Dan bieden de vele afgoden, zoals de islam en andere religies, geen houvast meer aan Egypte. Enkel het ware geloof in Jahweh kan dan de verwarring nog beëindigen. Maar Egypte wil dan nog altijd niets weten van Jahweh. Onder de uitleggers is er discussie wie de wrede koning in vers 4 is. Gaat het om de Ethiopische heerser Pianci die Boven-Egypte veroverde in 730 v.Chr., de Ethiopische heerser Shabaka die heerste over de Delta in 716-722 v.Chr. of de Egyptische farao Psammetich I die in 664 v.Chr. een dynastie van geweld vestigde? Het tiidpunt van het goddelijk ingrijpen blijft in het duister. Vanuit vers 16-25 is het zelfs mogelijk om te denken aan een wrede koning die kort voor Christus’ wederkomst en het aanbreken van het vrederijk aan de macht is (vgl. Daniël 8:23 ‘een koning met wreed gezicht’). Vers 16-17 en vers 22 verbinden de positieve zegeningen die het land straks in de toekomst kent dan ook met dit voorafgaande gedeelte (vers 1-15). Als dit verband juist is, vinden we in deze verzen verschillende zaken die Egypte straks in de eindtijd doormaakt. We zullen daar straks op terugkomen.
Economische rampen
Het oordeel over Egypte komt. Wateren, zoals de Nijl verdrogen (vers 5). Als dit gebeurt, heeft dat grote gevolgen voor de landbouw. Dit is een nachtmerrie, want als de Nijl niet overstroomt, volgt daarop een hongersnood, omdat Egypte te weinig natuurlijke regen vanuit het oosten ontvangt. Door de droogte die er dan heerst, groeit er geen papyrus neer langs de Nijl (vers 7). Maar niet alleen het papyrus, ook de velden die langs de Nijl liggen en daar hun vruchtbaarheid door ontvangen, verdwijnen. Door middel van drie korte Hebreeuwse werkwoorden geeft de auteur dit weer: het ‘verdort, verwaait en is weg’ (jîvasj niddaf w ‘ênennû). Dit zal hongersnood en een groot economisch verlies voor het land en ook voor andere landen betekenen. Egypte is namelijk vanouds bekend voor zijn graanexport naar de hele wereld (vgl. Handelingen 28:11). 11). Vandaag horen we nog steeds van de gevolgen van het Egyptische graangebrek door interne tumulten. Als de Nijl opdroogt, varen ook de vissers niet meer uit (vers 8). De grote visserij die Egypte kent eindigt.
Gebrek aan wijsheid
Als een volk in moeilijkheden komt, wordt er gezocht naar wijsheid. De wijsheid van Egypte genoot een grote bekendheid in de oudheid (vgl. Handelingen 7:22). Piramiden en vele andere bouwwerken tonen hoever dit volk in de bouwkunst stond. De wijzen in het land claimden daarbij de wijsheid van de vroegere koningen te bezitten en zeiden: “Ik ben een zoon van wijzen, een zoon van de koningen vanouds” (vers 11). Maar voor Jahweh zijn de vorsten in het noordoostelijke Zoan, het hedendaagse San el-Hagar, dwazen. Datzelfde geldt ook voor de vorsten in Nof, het oude Memphis. Al deze vorsten waren fundamenteel voor de welvaart in Egypte, maar hadden zelf geen fundament. Hun wijsheid was beperkt tot de wijsheid van deze aarde en stond los van Gods wijsheid. Samenvattend heerst er door dit Godsoordeel een situatie van hopeloosheid in Egypte, waarvoor geen uitkomst is. Toch geeft de profeet naast dit toekomstige portret van Egypte’s verval ook een beeld van het herstel in dit land.
Profetisch perspectief
Na de beschrijving van het verval in Egypte spreekt Jesaja over Egypte’s zegening. Dit is niet een ideaalbeeld van Jesaja dat niet in vervulling ging. De geschiedenis leert dat deze grote gebeurtenis nog niet heeft plaatsgevonden. Deze profetie lijkt te verwijzen naar een eschatologisch ogenblik. Door de vijfvoudige herhaling ‘op die dag'(vers 16,18,19,23,24) ve rdelen we de tekst in vijf stukken. De uitdrukking wijst naar de tijd van het vrederijk dat aanbreekt na de wederkomst van de Messias (vgl. Jesaja 11:10-11 ). Het is van belang in de uitleg ervan rekening te houden met de volledige profetische beschrijving. Een negatief voorbeeld van iemand die dat niet deed is Onias IV. Hij bouwde in het Egyptische Leontopolis een Joodse tempel in 162 v.Chr. en als verwees als rechtvaardiging van deze daad naar Jesaja 19 (Flavius Josephus, Joodse Oudheden 7.10.3; Babylonische Talmoed, traktaat Menahoth 109b). Ondanks dat het Oude Testament zich negatief uitspreekt over de bouw van een tempel buiten Jeruzalemh, had Onias IV het over Joodse immigranten die Jahweh in Egypte op kleine schaal vereerden, terwijl Jesaja 19 spreekt over een omkeer bij de Egyptenaren die Jahweh op grote schaal vereren na diverse oordelen (vers 1-21) en tevens in vrede en welvaart Jahweh zouden vereren met Assyrië en Israël (vers 22-25). In Onias’ uitleg was geen plaats voor deze gegevens in de Bijbeltekst, zoals dat jammer genoeg nog steeds het geval is bij moderne uitleggers. De moeilijkheden in het proferische woord worden dan overgeslagen, om dat ze moeilijk passen in het theologische model van de uitlegger.
Herstel voor Egypte
De woorden in vers 16-17 staan in nauw verband met het voorafgaande gedeelte van oordeel (vgl .vers 1-4) . Op het ogenblik dat het oordeel van Jahweh aanbreekt en de Egyptische afgoden, landbouw en wijsheid ten gronde gaan, zal er in Egypte geen strijder meer zijn die het wil opnemen tegen Jahweh. Het volk lijkt dan op een groep vrouwen die door hun mannnelijke krijgers aan hun lot zijn overgelaten. Egypte herinnert zich bij het oordeel van Jahweh dat deze God Juda als Zijn heilige volk koos en het was juist dit volk waar Egypte het continue op gemunt had.
Vijf steden
In het vrederijk zal die houding van Egypte tegenover Juda veranderen. Voor onze tijd klinkt de profetische uitspraak in vers 18 wonderlijk: ‘Op die dag spreken vijf steden in het land Egypte de Kanaänitische taal.’ De Kanaänitische taal omvat meerdere dialecten, zoals het Hebreeuws, Ammonitisch, Fenicisch, Edomitisch en Moabitisch. Vanuit de context denken we aan het Hebreeuws, aangezien dit de taal was waarin God zich in het Oude Testament openbaarde. Egypte erkent Jahweh! Het gaat hier dus niet om Joden nt Egypte die Jahweh erkennen, maar om Egyptenaren die dat doen. Zij keren hun vorige goden de rug toe. Kunt u zich dat voorstellen? Tot op heden is dit nog nooit in Egypte gebeurd. Vijf steden gaan zo ver in hun verering van Jahweh, dat ze zelfs de taal van Juda overnemen. Dit is een radicale overgave die Egypte in de toekomst zal kennen en waarvan op dit ogenblik nog bijna niets zichtbaar is. Het aantal gelovigen in Egypte dat Jahweh en Zijn Messias Jezus van Nazareth erkent, is vandaag nog relatief klein. Maar dat zal straks veranderen!
Aanbidding van Jahweh in Egypte
De omkeer die Egypte in het vrederijk meemaakt, schenkt het verlangen om Jahweh offers te brengen (vers 19). Een altaar plaatst Egypte dan in het midden van het land, zoals ook Abraham een altaar in het land plaatste (Genesis 12 :8). En aan de grenzen geven de Egyptenaren, door het plaatsen van een gedenkteken, tegelijk te kennen dat hun land toegewijd is aan Jahweh; dit deed de aartsvader Jakob in het verleden (28:22). In het vrederijk aanbidt Egypte Jahweh (vers 18-19)en ervaart het zijn verlossinde kracht (vers 20). Egypte zal, net als Israël, mogen ervaren dat Jahweh hun Bevrijder is. Hij zendt hen bevrijders, zoals Hij dat deed in de tijd van de Richters (Richteren 3:9,15; 6:7; 10:10). Tegelijk zal het ook Jahweh dieper leren kennen en zien wie Hij is (vers 21). Dat gebeurt op een andere wijze dan bij de vroegere uittocht uit Egypte, waar het door middel van de plagen Jahweh leerde kennen (Exodus 7 :5; 9 :28; 14:4).
Een gebaande weg
Jesaja spreekt in vers 23 over een gebaande weg die er tussen Egypte en Assyrië zal zijn. De Assyriërs zullen samen met de Egyptenaren Jahweh dienen. In plaats van oponthoud door allerlei heuvels en valleien, is er een snelle en gemakkelijke verbinding tussen de tweede landen die geografisch niet aan elkaar grenzen. Samen aanbidden ze Jahweh, hoewel het vroeger grote vijanden van elkaar en van Jahweh waren. Israël, Egypte en Assyrië komen met elkaar in verbinding. Israël zal de bron zijn van waaruit de zegen ontspringt (Genesis 12:3). Zover mij bekend hebben deze woorden tot op heden geen letterlijke vervulling ontvangen.
Tegenwoordig
Egypte staat tegenwoordig in de kijker. Ondanks dat ik bewust onderstreep dat we voorzichtig dienen te zijn om de hedendaagse media terug te willen lezen in de Bijbeltekst, mogen we het profetische licht dat God ons schenkl ook niet negeren. We zien en geloven dat veel van hetgeen Jesaja schrijft nog steeds mogelijk is. Toch willen de Bijbelse profeten meer dan enkel vooruitzien. Uiteindelijk stelt Jahweh door deze profetie Zijn volk voor de keuze om te kiezen tussen Hem of Egypte. Allebei is niet mogelijk. Voor Israël was dit geen gemakkelijke opgave, aangezien Egypte destijds een grote welvaart kende. Hoe gemakkelijk merken we niet bij onszelf dat andere ‘sterke’ en ’tastbare’ zaken ons afhouden om volledig op God te vertrouwen? We zingen ‘U bent welkom in ons midden, wij eren u alleen’, maar blijkt dat ook uit onze levenswandel? De boodschap van Jesaja is duidelijk. Ondanks hun welvaart in het verleden, vervallen de Assyriërs de Egyptenaren en voeren hen weg in ballingschap. Het machtige Egypte dat ooit zo glorieus was en tegen Assyrië durfde te rebelleren, zal beschaamd worden. Toen de Assyriërs voor de grenzen van Egypte stonden, capituleerde Egypte. Juda’s gedachte dat Egypte hun tot hulp kon zijn tegen de Assyrërs wordt door deze gebeurtenis ontkracht. Egypte kon Juda niet tegen de Assyriërs verdedigen. Met deze woorden stelt Jesaja zijn toehoorders de vraag wat hen de zekerheid geeft om toch Egypte te vertrouwen. Waarom moet Juda zich tot Egypte keren als het de mogelijkheid heeft haar toevlucht bij de almachtige God te zoeken. Dat is de vraag die vandaag nog steeds geldt en die ook tot ons komt, ongeacht wat er de komende jaren met Egypte gebeurt: wat belijd je en wat doe je?
Bron: Het Zoeklicht 6. 19 maart 2011
Eén antwoord op “Egypte in de profetie”