De tweede Gaza ‘flotilla’ heeft zo spectaculair gefaald, dat niet alleen de anti-Israelische organisatoren erdoor verrast werden, maar ook de vrienden van Israel. Honderden deelnemers trokken zich terug en uiteindelijk is de vloot niet eens uitgevaren. Een analyse kan helpen eenzelfde resultaat te bereiken bij de volgende test.
Anders dan bij de eerste flotilla in 2010, toen Israel werd veroordeeld voor het doden van negen gewapende, zeevarende militanten, heeft Israel ditmaal het uitvaren van de schepen voorkomen. De onderneming werd gedelegitimeerd door een campagne in drie fasen. Flexibiliteit in het aanpakken van vijanden, effectieve informatieverspreiding, en het inzetten van bondgenoten. Dat zijn de elementen die leidden tot een algemene internationale weigering om de flotilla op te nemen, culmininerend in een Griekse overname van twee schepen en de arrestatie van tientallen provocateurs.
Ook internationale omstandigheden waarop Israel geen controle had speelden een beslissende rol. Het was onsterfelijk absurd om een flotilla naar Gaza te sturen terwijl Syrische soldaten bezig waren hun burgers af te slachten. Tegelijkertijd maakte Israel met succes gebruik van omstandigheden als de Griekse behoefte aan Westerse vrienden en Turkije’s isolatie na de Arabische ‘lente’.
Israel toonde zich flexibel door invoerbeperkingen naar Gaza te verlichten en het openstellen van de grens tussen Gaza en Egypte te tolereren. In plaats van te protesteren en uit alle macht te trachten het openstellen van die grens te voorkomen, gebruikte Israel dit om de ‘humanitaire’ bestaansgrond van de flotilla te ondermijnen.
Het aantal deelnemers daalde van 1500 naar 350, en over de hele wereld begonnen de media te vragen waarom activisten aanstuurden op een aanvaring met Israel, terwijl zij via Egypte konden reizen.
Vervolgens begon er vanuit Jeruzalem een stroom van geloofwaardige informatie naar buiten te komen over de betrokkenheid van terroristische groepen, voornamelijk Hamas. En die informatie kwam niet van de Israelische regering, maar van gedegen onderzoeksinstituten zoals het Jerusalem Center for Public Affairs en NGO Monitor. De diepgang van die rapporten suggereert een groter vermogen om informatie te verzamelen dan waarover deze instituten beschikken.
De onthullingen over het bizarre verbond tussen Islamisten en Westerse activisten viel samen met de publicatie van fotoreportages over een nieuw waterpretpark en nieuwe winkelcentra in Gaza. Er is in dit conflict maar één partij die zowel het belang als de middelen heeft om die informatie naar buiten te brengen, die het politieke doel achter de humanitaire-hulpleuzen van de flotilla-organisatoren aan het licht bracht.
Dat spoorde kritische media aan om vragen te stellen. Het Nederlandse schip veranderde in de ergste nachtmerrie van een propagandist: alle Nederlandse journalisten trokken zich walgend terug toen zij inzagen dat dit een Hamas cruise was, gegorganiseerd door Hamasbaas Amin abu Rashed. Pro-Palestijnse activisten-journalisten penden onthullende redactionele commentaren hierover (Hasna El Maroudi in Joop en Wilfred van de Poll in Trouw) en het PR-effect was vernietigend.
Dat alles maakte de weg vrij voor de laatste stap: een beroep op bondgenoten om de gedelegitimeerde vaart tegen te houden. Het ene Europese land na het andere veroordeelde de flotilla, waarschuwde zijn burgers tegen deelname eraan, en sloot zijn havens ervoor.
De belangrijkste les voor Israel en zijn vrienden is, dat de wereld niet ‘automatisch tegen ons is’. Westerse journalisten luisteren naar je als je weet hoe je ze moet benaderen, en de eeuw van de informatie kan flotilla’s en andere bedriegerijen de grond in boren.
In Israel intussen is de opluchting groot dat het niet tot een gewapende confrontatie is gekomen.
Bron: CIDI